De Tibetaanse Terriër werd door de Nomadenstammen in Tibet gebruikt om kudden te hoeden in bergland, waar grotere honden moeilijk(er) konden werken. In feite is de naam “terriër” onjuist, want dit ras heeft nog nooit aardwerk gedaan, waarvoor de terriërs oorspronkelijk gebruikt werden. Eigenlijk zou dit ras dus onder de herdershonden moeten vallen, gezien hun taak in het verleden. In 1930 verscheen dit ras in Europa en Amerika.
In tegenstelling tot wat zijn naam zou vermoeden, is de Tibetaanse terriër een middelgrote herdershond. Dankzij zijn dubbele vacht, een lange op mensenhaar gelijkende bovenvacht en een wollige ondervacht, is hij bestand tegen de meest extreme temperatuurschommelingen.
Om te kunnen overleven in het barre klimaat en het woeste, haast ontoegankelijke Tibetaanse landschap, beschikt hij over nog enkele belangrijke troeven. Zijn grote platte ronde voeten, die als het ware dienst doen als sneeuwschoenen, zorgen ervoor dat hij niet wegzakt in de sneeuw.
Om vlot te kunnen bewegen op een over het algemeen ruw en rotsig landschap beschikt hij over een soepel lichaam, dat vierkant van bouw en heel wendbaar is.
Door het leven op grote hoogte in ijle lucht was een stel grote sterke longen onontbeerlijk. Deze zorgen ervoor dat de Tibetaanse terriër over een heel goed uithoudingsvermogen beschikt.
De Tibetanen gaven hem ook vaak de naam ‘kleine mens’, omdat hij bijzonder intelligent is en het soms lijkt alsof hij zelfstandig kan denken en er dan ook naar handelt. Ondanks zijn sterke persoonlijkheid is het een echte gezinshond, die ontzettend gehecht is aan zijn familie.
Zijn aangeboren herdersinstinct zorgt ervoor dat hij op wandelingen steeds zal trachten om iedereen bij elkaar te houden, al is hij daar niet zo extreem in als andere herdershonden.
De Tibetaanse terriër is speels en opgewekt tot op hoge leeftijd. In huis is hij meestal rustig en kalm. Hij blijft steeds waakzaam en alert. Door zijn veelzijdigheid is de Tibetaanse terriër geschikt om meerdere disciplines in de hondensport te beoefenen. Bij de lessen gehoorzaamheid zal hij zijn mannetje best kunnen staan en er zelfs heel goede resultaten behalen, op voorwaarde dat er genoeg afwisseling in de lessen zit.
Door zijn wendbaarheid is hij uitermate geschikt voor agility (behendigheid) en op de dansvloer kan hij zich uitleven in doggydance.
De vele kleuren (zandkleur, crème, wit, zwart, grijs, twee- of driekleurig, zoals zwart-wit, zandkleur met wit) en de verschillende tekeningen in de vacht die er bij de Tibetaanse terriër voorkomen, zorgen ervoor dat ieder van hen uniek is.
Ook worden er chocoladebruine Tibetaantjes geboren, zij voldoen weliswaar niet aan de rasstandaard, maar zijn niet minder Tibetaan, zij zijn alleen met het verkeerde jasje aan geboren.